Hijlke's herinneringen - Vaste voet aan wal (Afscheid van De Onderneming)


Hofveld Apeldoorn, waar Klaas en Sjoerdje Wiersma vaste voet aan wal zetten


Hijlke Wiersma werd in 1907 aan boord van De Lastdrager in Heeg geboren als zoon van Klaas Hijlkes Wiersma en Sjoerdje Baukes Veenstra. In 1911 liet zijn vader een nieuw Skutsje bouwen (De Onderneming) die 10 jaar later weer werd verkocht. Hijlke trouwde in 1934 met Stien Wildeman uit Apeldoorn. Hij schreef zijn memoires in de jaren 1980 /1990,hij overleed in 2002 in Apeldoorn.


Hijlke Wiersma en zijn vrouw Stien Wildeman


Vader en moeder spraken wel eens over Apeldoorn om daar te gaan wonen, later werden deze gesprekken vaste plannen en vader ging naar Apeldoorn om eens rond te kijken of er iets geschikts te koop was. Hij vond het op Hofveld 33 en vertelde ons alvast hoe het er daar uit zag zodat wij er een voorstelling van hadden.
Ik weet niet meer wat onze laatste vracht is geweest en ook van het afscheid en het vertrek uit Heeg kan ik me niets meer herinneren. Wel dacht ik toen ik eens een kruiwagen moest schoonmaken dat dit in verband stond met de laatste voorbereidingen voor ons vertrek naar Apeldoorn. Wij lagen toen aan de helling aan een houten wal waar ik de kruiwagen had gelegd. Toen ik begon te boenen drukte ik te veel op de buitenkant van de kruiwagen, deze wipte en ik ging mee kopje onder. Moeder hoorde de plons en kwam boven, maar ik was er al gauw weer uit. “Dat was de laatste snoek die ik gevangen had”. Dat zeiden wij altijd als er iemand in het water gezeten had.

Tijdens de laatste reis van Heeg naar Apeldoorn begon het tot mij door te dringen dat wij over enkele dagen aan de wal gingen wonen. Één moment is me altijd bij gebleven, ik denk dat het een van de laatste dagen is geweest. Tijdens het zeilen stond ik toen naast de mast op de luiken een beetje te dromen en naar voren te staren. Toen keek ik naar de spil en zag de ring hangen die daar aan vast zat en toen dacht is “die ring zie ik nooit meer”. Een beetje kinderachtig maar ik heb er vaak aan terug gedacht.
Zo ging onze laatste reis richting Apeldoorn, wij gingen door Zwolle en over de IJssel langs Hattem door het kanaal naar Apeldoorn. Ik denk dat wij op zaterdag aankwamen. De ligplaats was bij de Deventerbrug en de Vlijtseweg. Het eerste bezoek dat we kregen was mijn nicht Marie Wiersma van de Schotweg. Zondag daarop hebben wij een bezoek gebracht aan het Hofveld. We liepen van de Deventerbrug door het dorp naar de Arnhemseweg en dan naar de Eksterweg en vervolgens naar het Hofveld.

Hoe het daar was toen we aankwamen weet ik niet meer maar ik weet wel dat onderweg Klas iets aan te merken had op mijn lopen, ik sjokte zo. Ik vermoed wat wij, vader, Bauke, Klas en ik, naar het Hofveld zijn geweest en dat de kleine kinderen thuis zijn gebleven. Ook weet ik nog dat de huizen aan de Koperweg in aanbouw waren.
Wij gingen op Maandag verder varen tot voorbij de brug van de 2e Wormseweg, bij de brug links maakten wij het schip vast en vandaar hebben wij onze spulletjes met de handkar over gebracht. Met de geladen handkar gingen we door de binnenwegen richting Beekbergerweg, daar staken we de Ravenweg over en zo naar het Hofveld.

De eerste foto aan het Hofveld


Een gang met de handkar kan ik met nog goed herinneren. We waren samen, vader en ik, toen we ver voor ons een boerenvrouw zagen lopen die ineens aan de kant van de weg ging zitten. Ik zei dat tegen vader en vader zei: Ik denk dat die vrouw even haar behoefte doet, de vrouwen hebben hier open broeken aan en kunnen zo gaan zitten. Zulke gebeurtenissen blijven altijd in je geheugen zitten. Het was een van de laatste dagen op het schip toen wij nog even de wal opgingen om eikels te zoeken langs het kanaal. Voor dat we allemaal van boord gingen zijn wij als kinderen nog even voor in de durk naar beneden gegaan en hebben daar in het lege kastje een handvol eikels gelegd. We deden dit zo maar uit aardigheid en ook vanwege het gevoel dat we het lege schip iets mee moesten geven. Toen het schip geheel leeg was en moeder en kinderen op het Hofveld waren moest het schip naar Zwolle gebracht worden, dat hebben vader, Bauke en ik gedaan. Zo ging de laatste reis naar Zwolle, in de stad hebben wij het schip voor de laatste keer vastgemaakt. Toen wehet schip daar moesten achterlaten kreeg ik wel een raar gevoel, nog een keer omkijken en toen was het weg. Wij gingen met de trein terug naar Apeldoorn, naar ”us hus”.

Oom Hendrik, moeders broer, had ons schip gekocht en zou het in Zwolle komen ophalen. Het schip was tien jaar oud en had nieuw ongeveer 4.000 guldens gekost, het bracht het zelfde bedrag weer op. Oom Hendrik heeft er een stuk tussen laten zetten, zo werd het schip een stuk langer, en heeft er een zetschipper opgezet. Oom heeft het schip niet lang in bezit gehad, hij heeft het al spoedig weer verkocht. Jaren later heeft mijn zuster Lip het nog een keer in Sneek zien liggen.
Ik vraag me af waarom zouden vader en moeder aan de wal zijn gaan wonen? Ik denk dat daar wel redenen voor waren: In de eerste plaats was het moeilijk met een klein schip genoeg te verdienen voor een groot gezin, daarnaast kregen de kinderen niet genoeg gelegenheid om naar school te gaan om wat te leren. Ook was er niet genoeg ruimte voorin het schip voor een groot gezin. Een vertrek van 1,5 meter breed met aan de ene kant 2 of 3 meisjes en aan de andere kant 2 jongens. Er waren toen nog 7 kinderen van 3 tot 16 jaar, de oudste waren toen al van boord. Ook moeder had het te zwaar op het schip, ze werd vaak boven geroepen om bij te springen en ze had ook een groot gezin om voor te zorgen. Ik heb moeder meer dan eens horen zeggen dat de vrouwen aan de wal het maar mooi hebben. Dat ze Apeldoorn uitkozen om te wonen is te verklaren omdat ze hier het eerste huwelijksjaar hadden gewoond en dat vaders schoonzuster hier ook woonde. Bovendien was er in Apeldoorn ruimte en werk.


School aan de Alexandrinalaan


School aan de Hezeweg met Hijlke's zus Rinske Wiersma

en haar maan Kees v.d. Craats


Toen we daar goed en wel woonden moesten we naar school en die stond aan de Alexandrinalaan. Wij liepen dan het Hofveld af tot aan de Kraaienweg en dan over een voetpad dwars door een knollenland tot de Talingweg, daar begon de Duivenlaan. Vervolgens over de Duivenlaan naar de Arnhemseweg en zo naar de Alexandrinalaan.
Wij waren toen met ons vieren: Pieter, Sjoerdje, Gelske en ik. Toen we daar voor het eerst bij de school aan kwamen voelden we ons wel een beetje vreemd en eenzaam, we stonden op een rijtje verlegen met de rug tegen de muur naar de kinderen te kijken. Toen kwam er op eens een meester naar ons toe en begon Fries tegen ons te praten, hij vroeg ons verschillende dingen . Dat gaf ons weer moed. De Friese meester was meester Draaijer. De hoofdonderwijzer heette Pilon. Bij meester Pilon in de klas kreeg ik apart les omdat ik in de derde klas niet kon meekomen. Ik denk dat ik een jaar op school geweest was. Het was een Gereformeerde school, een paar jaar later werd er een hervormde school aan de Hezeweg gebouwd, daar zijn de jongere kinderen allemaal op geweest, dat was een stuk dichterbij.
De kinderen gingen naar school en de groten moesten werk zoeken. Bauke kreeg werk bij de Melkfabriek in Apeldoorn. Klaaske kreeg werk bij Van Gelder Papierfabriek.